Sacristie

In dit vertrek bekleedt de priester en/of diaken zich met de liturgische gewaden en begeeft zich van hieruit naar het altaar voor de eucharistieviering of naar de ambo.  Hier worden ook het vaatwerk en de boeken voor de vieringen bewaard.

In de sacristie staat een waterbekken om de handen te wassen voor het begin van de viering. Voordat de viering aanvangt verzamelen de celebranten en assistenten zich in de sacristie en bereiden zich voor op de dienst. De stoet stelt zich op. Na nog een laatste aanwijzingen en een kort stil gebed, klinkt het belsignaal en de stoet trekt de kerk in. Na de dienst keert de stoet weer terug in de sacristie en allen maken een buiging naar het kruis.

De celebranten in de vieringen zijn de rector, priester- en diakenvrijwilligers, onder wie jonge geestelijken die door hun bisschop zijn uitgezonden om in Rome te studeren, leden van religieuze orden die een functie hebben in hun generaal bestuur, pasto(o)rs uit Nederland of Vlaanderen die met parochianen een pelgrimstocht naar Rome maken, een priester of diaken die een sabbatperiode heeft of een Nederlands sprekend priester die doceert aan een van de kerkelijke universiteiten in Rome, of die werkzaam is in het Vaticaan.

Priesterkelk

Deze priesterkelk is een geschenk van Amelberga Duijf aan de Friezenkerk. Haar broer, die monnik was in Nieuwkuijk, kreeg deze kelk bij zijn priesterwijding van zijn familie. De kelk wordt iedere zondag gebruikt. 

 

Gedachteniskapel

Wie de sacristie binnenkomt, ziet onmiddellijk rechts een ingang. Deze voert naar een kleine, grotachtige ruimte. De ruimte staat aangegeven op de plattegrond van De Rocchi uit 1600 als ‘cantina’. Het was een koele ruimte, waarin de wijn werd bewaard. Lange tijd is het daarna een rommelhok geweest. 

In 2001 werd deze ruimte opgeknapt en op Allerzielen 2002 ingezegend (op Allerzielen (2 november), de dag na Allerheiligen, herdenkt de rooms-katholieke kerk alle gestorvenen). 

Sindsdien wordt zij gebruikt om kruisjes te plaatsen ter gedachtenis aan gestorven bezoekers en vrienden van de Friezenkerk, waarbij we het woord van Christus in herinnering houden: ‘Niets van wat de Vader Mij gegeven heeft laat ik verloren gaan, maar doe het opstaan op de laatste dag.’ (Joh. 6,39). Een twintigtal kruisjes is inmiddels geplaatst.

Pater Tiemen Brouwer hangt met de hulp van de kleinkinderen van Jozef van Ardenne een gedachteniskruisje van Jozef in de Kerk der Friezen (2016):

De lichtbakken met foto’s zijn aangebracht door beeldend kunstenaar Krien Clevis ter herinnering aan haar gestorven vader.   

Op een standaard ligt een boek opengeslagen. Het heet: Getuigen voor Christus, “Rooms-katholieke bloedgetuigen uit Nederland in de 20ste eeuw” (2008). In dit boek staan levens opgetekend van talloze Nederlanders die in de 20ste eeuw door geweld om het leven zijn gekomen vanwege hun geloof: martelaren uit de concentratiekampen, martelaren in China tijdens de Bokseropstand, missionarissen die om hun geloof zijn omgebracht……  Hoe zouden we hen op deze gedachtenisplek niet in herinnering houden! Het boek werd door een goede gever overhandigd aan Mgr. Anton Hurkmans die het tijdens de Bossche bedevaart in oktober 2009 aan de Friezenkerk te overhandigde.

 

Coemeterium (begraafplaats)

Achter de muur van de sacristie naast de gedachteniskapel ligt een ruimte die tot verzamelgraf diende van de Broederschap met wie de kerk wordt gedeeld. Een marmeren plaat, in de muur van de gedachteniskapel ingemetseld, met een doodshoofd er op en daaronder het woord ‘coemeterium’ geeft dit aan.

Het verhaal deed de ronde dat begin 20ste eeuw een grote karrevracht beenderen uit die ruimte was afgevoerd. Tijdens de laatste restauratie van de kerk meende de restauratiecommissie dan ook een lege ruimte aan te treffen. Men hoopte die bij de sacristie te kunnen trekken. Groot was de verbazing dat de ruimte toch voor een groot deel gevuld was met beenderaarde. Voorzichtig werd deze aarde verzameld en neergelaten in het coemeterium, onder de sacristie.

Tussen de beenderen en het opvulmateriaal,  waaronder scherven en enkele stukjes gekleurd marmer, werd een verrassende vondst gedaan. Een gave Jacobsschelp kwam te voorschijn, voorzien van twee gaatjes. Een pelgrim heeft deze schelp, met een touwtje bevestigd op mantel, hoed of pelgrimstas, met zich meegedragen. Misschien Friese pelgrims die de bedevaart naar Rome hadden ondernomen, maar in de Heilige stad zijn gestorven?

Het coemeterium heeft een spicatum vloer gehad uit de laat Romeinse tijd, die een geheel vormde met die van de gedachteniskapel. Deze werd weggebroken toen men ook in de diepte ging begraven. De huidige vloer werd in de tijd van de grote restauratie in 2009 aangelegd.

De restaurateurs ontdekten ook een Middeleeuws deurgat, dat te voorschijn kwam bij het openbreken van de muur tussen coemeterium en sacristie. Het deurgat tekende zich duidelijk af tussen een marmeren dorpel en latel, waarin de pingaten van de deur nog te zien zijn. En er kwam Romeins aardewerk tevoorschijn, o.a. stukken van een stenen waterbuis. Nu is in het deurgat een fraai gietijzeren hek geplaatst.

Een poortje links in het coemeterium, eveneens bij de laatste restauratie ontdekt, geeft toegang tot een smalle bergruimte. Archeologisch onderzoek wees uit, dat deze ruimte een deel van een Romeinse cisterne (waterput) is geweest.

In het coemeterium is een devotielamp aangebracht, die aangeeft dat er onder de vloer nog steeds stoffelijke resten bewaard worden.

Tegen de achtermuur van het coemeterium zijn staf en mijter van Kardinaal Jo Willebrands geplaatst. Vele jaren zette hij zich in Rome in voor de eenheid van de christenen. Hij was voorzitter van de pauselijke Raad voor de Eenheid en later eveneens van de Commissie voor de betrekkingen met het jodendom.  In 1969 werd hij tot kardinaal gecreëerd acht jaar was hij aartsbisschop van Utrecht.  In 2006 is hij gestorven in Denekamp (Ov).