26 februari 2020 was het mogelijk om een askruisje te ontvangen tijdens de Eucharistieviering  in de Friezenkerk. Roderick van Attekum ging voor en sprak de preek uit:

Wij Nederlanders die vast in Rome wonen, worden deze dagen toch wel wat nerveus wanneer we het nieuws volgen. Een massale uitbraak van het Coronavirus heeft het Noorden van Italië getroffen. De akelige ziekte komt nu toch wel heel dichtbij. Het virus is niet langer meer een probleem van ver weg, van het Aziatische continent. Ook wij Europeanen moeten nu ‘waakzaam’ zijn, zegt de regering, en het gevaar onder ogen zien.

Hoe triest het ook moge zijn, dat nu ook zoveel Europeanen besmet zijn met het Coronavirus en er zelfs al dodelijke slachtoffers zijn gevallen, de uitbraak van het virus past goed bij de liturgie van deze Aswoensdag. De heftige uitbraak van de ziekte wereldwijd toont ons immers de betrekkelijkheid en de eindigheid van ons menselijk leven. Het laat zien dat ‘leven’, dat ‘gezond leven’ helemaal geen vanzelfsprekendheid is. Wij mensen zijn geen supermensen of goddelijke figuren, zoals de oude Romeinen die vereerden in deze stad zo’n 2000 jaar geleden. Nee, wij mensen kunnen schrammen oplopen, ziek worden en lichamelijk of geestelijk flinke klappen in het leven te verduren krijgen. En of we het nu willen of niet, uiteindelijk wacht ons allemaal hetzelfde einde: we zullen sterven. Het leven dat we hier op aarde leven zal ooit een afronding krijgen.

Het enge Coronavirus zet ons dus aan het denken. Het stelt ons leven eigenlijk weer in het juiste perspectief. Zo verwoordt het virus hetzelfde, als datgene dat het askruisje ons vandaag wil zeggen aan het begin van deze Veertigdagentijd. Ook het kruisje met de as van de verbrande palmtakken herinnert ons aan de betrekkelijkheid en de eindigheid van het leven. Wat het Coronavirus ons op radicale wijze toont door ziekte en dood rond te strooien, laat het askruisje ons op een mildere manier zien.

De woorden die de oplegging van de as begeleiden, zijn daarbij treffend: ‘Bedenkt mens: stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.’ De formule is een verwijzing naar het begin van de Bijbel. Daar lezen we in het tweede scheppingsverhaal hoe God de eerste mens schept en boetseert uit het stof van de aarde. Het is pas wanneer God de mens ‘de levensadem in de neus’ blaast, dat zijn schepsel een levend wezen wordt. Het leven is dus een geschenk, persoonlijk door God aan de mens gegeven. Wij hebben ons niet zelf geschapen, ons zelf niet in het leven geroepen. Het is uit de mensenliefde van God dat wij mogen leven en er mogen zijn. Maar hoe mooi dit leven op aarde ook kan zijn, zeker hier in bella Roma, ons leven is eindig. Uiteindelijk blijft van ons mensen niet meer over, dan dat waaruit we geboetseerd zijn: stof.

De liturgie van Aswoensdag brengt ons dit alles in herinnering, niet om ons te pesten of te kleineren, maar opdat we dat geschonken leven ook goed en passend zouden besteden. We worden uitgenodigd om het cadeau van het leven helemaal uit te pakken en alles wat erin is te delen met God en met onze naasten. De hele Veertigdagentijd is daarom één grote oproep en uitnodiging om dit met nog meer verve toe doen. In het Evangelie geeft Jezus ons drie handvaten mee, hoe wij de rijkdom van het leven het best kunnen delen met anderen en er ook zelf ons voordeel mee kunnen doen.

We worden allereerst uitgenodigd tot inniger gebed. Er is toch niks mooiers dan elkaar in gebed te dragen. Elkaars vragen en noden bij God te brengen en om Gods zegen en bescherming voor elkaar te vragen.

We worden opgeroepen tot een actievere liefde voor de medemens. We mogen proberen de armoede van anderen op te lossen, en dan spreek ik niet zozeer over een euro geven aan de vele bedelaars hier rondom de Friezenkerk. We mogen familie, buren en vrienden helpen wanneer zij ziek zijn of gehandicapt, wanneer zij verdriet hebben om een verbroken relatie of een gestorvene, wanneer de druk op het werk of school hen teveel wordt.

En we worden tenslotte opgeroepen om te vasten en zo terug te keren naar het wezenlijke in het leven. Een offertje brengen van dingen die ons wellicht goed smaken of die we graag doen. De limocello laten we wellicht deze dagen wat vaker staan. En in plaats van een uur per dag op Facebook en Instragram te zitten, lezen we een goed geestelijk boek of bezoeken we de zieke buurvrouw.

‘Bedenkt mens: stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.’ Het coronavirus confronteert ons met de eindigheid en de betrekkelijkheid van het leven. Het askruisje wil ons op deze Aswoensdag hetzelfde zeggen. Besteden we de komende veertig dagen op weg naar Pasen zo, dat onze band met God en de naasten versterkt mag worden en wijzelf nog meer ervaren dat het leven een groot geschenk is.

Amen.