Candor Lucis Aeternae (Glans van het Eeuwige Licht), openingswoorden van paus Franciscus’ encycliek bij gelegenheid van de zevenhonderdste sterfdag van Dante, in het licht gegeven op 25 maart 2021, negen maanden voor de viering van Christus’ geboorte. Op de dag dat de summo poeta zijn Commedia doet aanvangen op de eerste dag van het nieuwe kalenderjaar naar de tijdsrekening van toen, een dag in de lente die op natuurlijke wijze in verbinding werd gedacht met de schepping door God volgens Genesis en de nieuwe schepping door Christus in de door Hem geschiede Verlossing.
Het is de dag waarop de Kerk viert dat de Glans van het Eeuwige Licht (God de Vader) door de Heilige Geest mens wordt in de schoot van de Maagd Maria. De Glans immers is de Zoon, de eerste Lichtstraal, de Morgenster, het Woord.
Paus Bergoglio noemt Dante in zijn apostolisch schrijven terstond ‘profeet van hoop en getuige van dorst naar oneindigheid dat eigen is aan het menselijke hart’.

Bestaat het verlangen naar het oneindige nog altijd bij elke mens? Ik durf het mij af te vragen. Zelfs in het diepst van menig hart mogelijk niet of niet meer. ‘Klaar met leven’ lijkt meer aan te spreken — althans in het Westen. Oneindigheid is zo eindeloos en past weinig bij de verwende mens die, vermoeid van werken en genieten, eerder rust zoekt in vergetelheid en in niet meer verder bestaan dan in verlangen naar voortleven. Zulks heeft niet alleen van doen met de wegebbing van het geloof in de persoonlijke God, niet alleen met de meer bekend geworden zondigheid van de gewijde knechten van de Kerk, maar ook met het volledig weg gerakende benul van metafysica, als zou niet langer alle filosofie van het Westen voetnoten zijn bij het denken van Plato.

Franciscus spreekt over dorst. En de dorst naar oneindigheid voert onmiddellijk naar de vraag omtrent de zin van het leven. Is er geen eeuwigheid, dan blijft evengoed de vraag naar de levenszin. En zinzoeking voert naar de vraag van de gerechtigheid die zich wortelt in de liefde — zowel eeuwig als tijdelijk. En vereffening van de tranen in het ondermaanse moet geschieden om de zin van het leven op het spoor te komen. Voorbij aan het geloof of daaraan voorafgaand is dat de hoop die eenieder kent die geen genoegen neemt met het toevallige — toeval alsof dat zou bestaan en er geen duiding zou zijn van hetgeen ons toevalt.
De spiegel waarin Dante ons laat kijken is de innerlijke weg uit het donkere woud door de duisternis van de vlammende hel, langs de troost van de louterende zuivering naar de ons in Zich opnemende God in Zijn eeuwigheid — het Licht zelf, de Liefde zelf, dewelke dezelfde zijn in de beleving van de dichter Dante en waarom niet in die van ons.

In de opening van zijn vaderlijke geschrift herinnert Bergoglio nog eraan dat Dante zelf zijn Commedia het heilige gedicht noemt. Want daarin reikt de hemel de aarde de hand.
De hemel buigt zich naar de aarde, toont ons de verdoemden als waarschuwing in de Inferno, leert ons in de Purgatorio de wachtenden en verlangenden — de nog niet met God verenigden — kennen  en begeleidt ons van daaruit de Paradiso bereiken, nog eens in dieper verlangen onderweg langs andere heiligen naar Maria, de Moeder van God, naar haar Zoon om zich dan zo te verliezen in Christus en aldus in de gemeenschap van de Drievuldigheid, de voor ons mensen voorgeleefde ideale gemeenschap onder elkaar.

Het is de lange itinerarium mentis ad Deum — naar het woord van Bonaventura — de opgang van de ziel naar God. Het is de geestelijke weg die aanvangt met door God te worden aangesproken en aangepakt en die bekering vereist, met het niet aflatende berouw van veel water vergietende ogen, de spijt over het begane dat God niet behaagt — tot ten slotte de door God aan begenadigden geschonken diepste intimiteit met Hem — huiselijk uitgedrukt: het klimmen in de boom, die Hij is, door Hem gegund en geslaagd.

De encycliek kent mijnentwege drie delen. Afgezien van de uiterst korte inleiding bestaat de apostolische brief voor een derde uit het herhalen van wat vorige pausen over Dante hebben geschreven vanaf Benedictus XV. De brief besluit met een parafrasering volgens mij van het opgaan van de hemel naar de hoogste hemel bij Dante — met bijzondere aandacht voor Franciscus, de gekozen naamgever door de huidige pontifex.
Het middengedeelte beschouw ik als de kern van dit pauselijke schrijven.
(Daarover later eens.)

Antoine Bodar.