Exodus

De doortocht

Het komt er vaak op aan hoe je spreekt. Hoe je verteld. Koude informatie geven boeit mensen vaak niet. Zo het woord nemen dat heel de mens, met zijn verstand, met zijn hart en met heel zijn wezen de woorden opneemt, ze in zichzelf tot leven laat komen en beantwoort met zang of jubel, dat is een kunst, een werkelijke communicatie. Dit vraagt veel van de verteller. Hij moet helemaal in het verhaal kruipen en het met eigen woorden opnieuw brengen. Leraren, predikanten, journalisten, schrijvers en dichters die zo te werk gaan zijn scheppend bezig. Zij brengen waarachtige relatie tot stand. Guardini, een groot filosoof en theoloog uit de vorige eeuw, zegt in een inleiding in zijn boek over de levende God, dat vrij spreken, terwijl je in een intense relatie staat met God en met concrete mensen, de weg vrijmaakt die leidt naar de levende God. In de Heilige Schrift vindt men verhalen die je tot God brengen. De vertelling over de uittocht uit Egypte hoort daarbij, maar vooral ook de vertelling van de doortocht door de Rode Zee.

Jahwe zelf heeft de regie. Hij trekt in een wolk, in de nacht in een vuurzuil, voor het volk uit. God voert het volk niet langs de kortste weg maar door de woestijn. Hij zorgt ervoor dat Farao met heel zijn legermacht het volk op de hielen zit. Zij willen hun slaven terughalen. Voor het volk is de Rode Zee en vlak achter hen Farao met zijn leger. Het volk mort. Waarom moesten wij naar de woestijn om te sterven? Waren in Egypte geen graven? Mozes staat met een rotsvast geloof tussen God en het volk. Jaweh redt. Vandaag zie je Farao en zijn leger nog en daarna zul je ze nooit meer zien. Jaweh plaatst zich in de wolk en in de vuurzuil tussen de vluchtende slaven en de machtige Egyptenaren. Opdat het niet tot een treffen komt. God geeft aan Mozes instructies. Hij heeft inderdaad de regie, Hij is het die redt. Mozes slaat met zijn staf op het water van de zee dat zich splijt. Tussen twee muren van water trekt Gods volk droogvoets door de Rode Zee. Wanneer ze er doorheen zijn heft Mozes weer zijn staf en het water stroomt weer naar elkaar toe. De Farao en zijn leger, die hun slaven in hun macht probeerden te krijgen, waren kansloos. God overwon hen. Mozes zingt ter ere van Jahwe zijn lied. Mirjam de zus van Mozes en van Aaron raakt eveneens in vervoering en in een refrein zingt ze de grootheid, de reddende kracht van Jaweh uit.

Deze verhalen kunnen je van top tot teen raken. Ze zijn in staat te ontroeren. Ze kunnen je echter ook vervullen met vele vragen en je vervullen met twijfel. Hier komt het op aan. Zie je God aan het werk? Of zie je hoe mensen God voor hun karretje spannen? Ook gaat het erom te blijven zien dat God, door de geschiedenis heen, door de uitbanning van het kwaad heen, een levende God wil zijn voor alle mensen. Geloven blijft de levende God zien in een ook door en door menselijke geschiedenis. Geloven blijft ook een gave waar we steeds om moeten blijven vragen. Petrus zei al: ‘Ik geloof Heer, kom mijn ongeloof te hulp.’

 

Bisschop Antoon Hurkmans
Rector van de Friezenkerk in Rome
ahurkmans@bisdomdenbosch.nl