SAMEN SOBER

Omdat het verdriet privé is geworden, is het des te meer groot. De meelevende gemeenschap ontbreekt. Althans zo ziet het toch nog steeds uit.

Loopt met het naderende einde van althans deze corona-periode ook het ik-tijdperk op zijn einde? De vervulling van die wens kan van de vaderlandse maatschappij weer meer een samenleving maken. Onder klagen over de avondklok en mopperen op de regeringsmaatregelen gaat de Nederlander ter stembus. Te kiezen valt op 17 maart uit zevenendertig partijen met elk een eigen gelijk. Het summum aan keuzen in het hyper-individuele vaderland dat tegelijker tijd bekend staat om het polderen, zo genoemd naar de natte polders. We kennen een kiesdeler, helaas geen kiesdrempel. Die immers zou al dwingen tot ruimer onderling vinden van elkaars gelijk in onderhandeling.

Nu de corona-beperkingen door vaccinering weldra geringer worden, is dan een les getrokken uit het verdriet van de eenzaamheid, het gebrek aan samen leven, ik-voor-mij en bijna-niemand-voor -ons-alllen? Velen verlangen terug naar de tijd van toen. Wellicht toch verkieslijker dat die niet terugkeert  in ongebreideldheid van het ik, het voor nagenoeg niets vliegen, het dooreten van dieren en van voedsel dat elders op de aarde wordt gekweekt.
Soberheid van levensstijl is deugdzamer dan vermoed. Samen sober — ook ten gunste van de wereldvrede, de meer passende verdeling van goederen, de bekommering om de misdeelden, het besef van hetgeen gelijkwaardigheid wezenlijk beduidt.

Hoe zouden we in Nederland het einde van het ik-tijdperk kunnen bevorderen?
Voorop staat de terugkeer naar God, de ommekeer in ons zelf, de bekering ons zelf te overwinnen in benul van noodzaak van deemoed die hoogmoed het hoofd biedt.
Zulks te bereiken behoeft nu — in deze tijd van secularisme en een nagenoeg zwijgende Kerk — geduld, verwachting en hoop op later.

Meer reëel voor nu meteen — en dat heeft alles met partijpolitiek en regeringsvorming te maken — zijn drie kwesties. Wordt daaromtrent bij de volgende kabinetsformatie overeenstemming bereikt, dan zou dat besluit naar waardiger Nederlands samenleven kunnen wijzen.

1
Invoering van de dienstplicht voor meisjes en jongens na de middelbare school voor de periode van ongeveer een jaar — maatschappelijk of krijgsmachtig.
Jongeren leren zo wat dienstbaarheid betekent; want zonder onderlinge dienstbaarheid kan geen enkele samenleving worden opgebouwd. Tevens ledigen deze dienstplichtigen noden die nu onopgelost blijven — bezoek aan eenzamen, bejaarden en anderszins niet goed ter been zijnde mensen, versterking van de weerbaarheid van het land als bijdrage aan de internationale gemeenschap en dergelijke.

2
We moeten toegeven dat bejaardenhuizen als ouderwetse opberghuizen te weinig menselijk waren. Maar tevens dat de opheffing van dergelijke huizen evenmin heeft bijgedragen aan beschaving. Aan oude mensen zelf is de keuze of zij thuis alleen blijven wonen of liever samen willen leven in een verzorgingstehuis. Ook bejaarden zijn deel van de samenleving. Zij zijn minder van gisteren dan mensen van nu menen. Een samenleving bestaat uit alle generaties zonder enige uitsluiting van welke generatie ook.

3
We leven in een tijd waarin we het begrip ‘gezin’ oprekken tot zonder grenzen. Met het opschorten van mijn mening daarover, blijft het gewone gezin — vader, moeder en kinderen — zonder schaamte als hoeksteen van elke maatschappij te beschouwen en als uitgangspunt van gezinsvorming te overwegen.

De geschiedenis kan zich niet herhalen. Maar elementen uit de geschiedenis kunnen niettemin als voorbeeld dienen. De jaren vijftig en aanvang zestig van de vorige eeuw waren armelijk, gericht op de toekomst, gevuld met tevredenheid en vóór alles sober. Een ideale soberheid.

Antoine Bodar
12 III 2021