PERSOONLIJK WOORD

Zoals in de vorige Advent en bij het Kerstfeest vorig jaar legt de pandemie ons allen beperkingen op zowel van reizen als van gezamenlijk vieren. Vooral in het najaar zag het ernaar uit dat het gewone leven zijn gang zou kunnen hernemen. De Friezenkerk werd door meer pelgrims en toeristen — individueel of als groep — bezocht dan in het najaar tevoren.
Maar nu is de voorzichtigheid noodzakelijkerwijze teruggekeerd. De feesten zullen sober zijn met weinig bezoekers uit Nederland, zo stel ik mij voor. Daarom overigens niet getreurd. Er komen weer andere tijden en de ons beperkende vrijheid leert ons een nieuw soort tevredenheid na te streven in het besef dat het leven allesbehalve maakbaar is en dat de hedendaagse mens, zo tevreden met zichzelf in de westerse wereld, de kans krijgt dieper in de zin van het leven door te dringen.
Voor ons christenen is er de troost die met het Kind in de kribbe ook dit jaar weer gevierd wordt. Het enige motto is moed houden, volharden, angst afzweren en blijmoedig het Kerstfeest tegemoet treden om nadien bij het begin van het nieuwe jaar het leven en het werk zo mogelijk weer aan te vangen.
Wij wensen de lezers van dit bericht en alle anderen die op enigerlei wijze bij de Friezenkerk betrokken zijn het Kerstfeest en geheel 2022 gezegend en zo gelukkig als mogelijk.

 

ADVENT EN KERSTTIJD

Tijd van Advent en Kerst, aanvang van het nieuwe liturgische en kerkelijke jaar van overweging, van nadenken over onszelf en meer dan gewoonlijk denken aan anderen, van inkeer, van bekering, van voornemen onszelf meer betrekkelijk en God meer absoluut te aanvaarden — Hem Die Zich heeft verootmoedigd in Zijn Zoon in te breken in de mensheidsgeschiedenis. In Hem heeft Hij Zich geopenbaard — in Christus is God mens geworden door toedoen van de Heilige Geest uit de maagd Maria.
Tijd van verwachting ook, indachtig de komst van Christus toen, Zijn komst nu in de stal van ons hart, Zijn wederkomst mettertijd, wanneer de tijd niet meer zal zijn.
Tijd van terugkeer en weer als vroeger in te keren tot wat er was en wezen zal, en ons volmaakt te concentreren op moeder, kribbe, kind en stal — naar de woorden van de dichter (Jean-Pierre Rawie).

Tijd, overladen door feesten van verwachting en schenking met Nicolaas op 6 december, de gulle gever, met Maria-Onbevlekte-Ontvangenis op 8 december, keurig negen maanden vóór de Geboorte van Maria op 8 september, met Lucia op 13 december, de martelares wier naam (Lucia — Lux) verwijst naar het te geboren Licht op 25 december — Eerste Licht uit het Eeuwige Licht, God Zelf, de Morgenster. En dit is dan alleen het wachten op de komst des Heren, zoals het begrip ‘aankomst’ al aangeeft — de Advent.
En de Kersttijd? Al weer zo vele prachtige feesten die op het hoogfeest van de Verlosser volgen — de eerste bloedgetuigen van de Waarheid, het geboren Woord Gods, Stephanus op 26 december en de Onnozele Kinderen op 28 december en dan het feest van de Jesus zo nabije leerling Joannes op 27 december.
Een rijkdom aan rijkelijkheden.

Met het hoogfeest van de Moeder Gods op Nieuwjaarsdag — tot de liturgiehervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie op deze achtste dag van Christus’ geboorte (de octaafdag) de viering van de Besnijdenis des Heren — wendt zich de Kerstperiode richting de drie openbaringen: de Verschijning des Heren (aan de drie Wijzen uit het oosten) op 6 januari, gevolgd door de Doop des Heren, dit jaar op 9 januari — de derde zondag na Kerstmis en tevens de eerste zondag-door-het-jaar, ten slotte de Bruiloft te Cana — tegenwoordig alleen in het Lucasjaar als Evangelie te lezen op de tweede zondag-door-het-jaar — dit jaar op 16 januari. (Eertijds zijn deze drie openbaringen allemaal samen gevierd op 6 januari.)
Terwijl tegenwoordig met het feest van de Doop des Heren de formele Kersttijd wordt besloten, gaat zij informeel voor velen nog voort tot 2 februari, de veertigste dag na Christus’ geboorte, wanneer Hij in de Tempel wordt opgedragen en Simeon het Kind erkent als het heil voor de volkeren.

Niet elke liturgiehervorming blijkt in de praktijk zo voortreffelijk als in de jaren zestig vanachter de schrijftafel bedacht. Wellicht de belangrijkste drijfveer destijds wat het liturgische jaar aangaat is de benadrukking van het Triduum Sacrum (lijden, dood, verrijzenis) vanaf de avond van Witte Donderdag tot en met het hoogfeest van Pasen, het hart van het kerkelijke jaar. Maar om op te gaan naar Pasen en de dood te overwinnen, moet de Heiland en Verlosser wel eerst geboren worden. Laat het hoogfeest van de Incarnatie, Kerstmis, ten achter staan bij dat van de Opstanding, zonder geboorte is lijden, sterven en opstaan eenvoudigweg niet mogelijk.

Antoine Bodar, rector van de Friezenkerk.