‘De wereld is een schouwtoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.’ Dit gezegde van de vaderlandse prins der dichters, Joost van den Vondel, geldt natuurlijk elke samenleving, maar het leven ondergaan als speeltoneel gaat toch de ene beter af dan de andere, gemakkelijker in Zuid-Europa dan in het noorden waar de ernst van het leven zwaarder weegt en het levensspel van de viering spoedig voor lichtzinnig wordt gehouden. Het heeft allemaal te maken met het klimaat uit de tijd toen het nog niet op de kop stond zoals nu. Regent het in Amsterdam of London, dan is dat min of meer gewoon, maar regent het in Palermo of Rome, dan lijkt het dagelijks leven onderbroken en is menigeen uit zijn doen. En zo zijn tal van verschillen te noemen, zoals ook de belijdenis van onderscheiden christelijke tongvallen — protestant is noordelijk, katholiek zuidelijk, de eredienst van protestanten sober en de slechtheid van de mens overwegend, die van katholieken het leven vierend, ofschoon de mens niet alleen goed is. Cliché’s zijn niet zomaar waar, al zijn daarop uitzonderingen.

Gisterenavond (16 VI) is de honderdste editie van het opera-festival geopend in de arena van Verona — tot in de nacht uitgezonden door RAI Uno, zodat de gehele natie Giuseppe Verdi’s opera Aida zou kunnen meebeleven. Mij duurt dat allemaal te lang, maar ik begrijp dat zo’n feestelijkheid verbindend is en uiting van levensgenieting, te meer omdat vergaping aan passend uitgedoste sterren in het publiek tot het vermaak behoorden met de eerbied waardig geworden Sophia Loren als superster en trots van de natie.

Toch zonk deze theater-gebeurtenis nagenoeg in het niet, vergeleken bij de andere, eerder in de week op woensdag (14 VI), eveneens van begin tot einde uitgezonden door de televisie. Daarnaar werd meteen al sinds maandag reikhalzend in alle media uitgezien, toen in de ochtend bleek dat Silvio Berlusconi, ster voor de helft van de natie en prototype van het trumpisme was overleden.
Het domplein is grotendeels leeg gehouden, nieuwsgierigen en voetbalsupporters met vlaggen zijn achter dranghekken gehouden. De piazza als buiten-zaal, terwijl de immense en zo hoge duomo van Milaan volstroomt en zich geheel vult.
Dan begint het schouwspel van rouw en vreugde, van verbondenheid van binnen naar buiten — in natuurlijk samengaan van Kerk en republiek. De staatsbegrafenis vangt aan. Onder daverend applaus, waarbij het orgel nog amper te horen is, wordt de baar binnengedragen, begeleid door zes politiemannen in gala-uniform.
Langzaam neemt spiritualiteit de overhand op sensatie met het Gregoriaans gezongen ‘Requiem’ als intredezang, eeuwen aldus met elkaar verbindend. De aartsbisschop met assistenten betreedt het altaar. Het liturgische spel begint. Rekening houdend met de velen binnen en buiten, meer en minder gelovig, ontrolt zich het uitgeleidend ritueel voor de zielerust van de gestorvene en toont zich een natie die in veelheid van verschil tevens mate van eenheid in christelijke belijdenis blijkt — door alle bevolkingsgroepen heen. Eén van de sterkten van Italië, zoals steeds weer te zien wanneer een hoe dan ook prominent persoon — zij het een beroemde acteur of een gesneuvelde soldaat, een voetballer of een politicus (man of vrouw) — het aardse leven heeft moeten verlaten.

In de homilie van zeven minuten schuwt aartsbisschop Mario Delpini vele kunstgrepen van de retorica niet en kiest niet voor de verkondiging van het eeuwige leven maar beperkt zich tot de heengegane mens die nu voor God staat.
‘Wat valt te zeggen van de man — een verlangen naar liefde, die in God zijn oordeel en zijn verwezenlijking vindt?’, zo celebrant Delpini: ‘Silvio Berlusconi was zeker een politicus, was zeker een zakenman, was zeker een figuur in de schijnwerpers van beroemdheid. Maar, wat kunnen we op dit ogenblik van afscheid en gebed over Silvio Berlusconi zeggen? Hij was een man — een verlangen naar leven, een verlangen naar liefde, een verlangen naar vreugde. En nu vieren we het geheim van de menselijke verwezenlijking. Wat kan ik over Silvio Berlusconi zeggen? Hij is een mens en nu ontmoet hij God.’ (È un uomo e ora incontra Dio).
Even volkomen stilte. Dan daverend applaus. Kort. En de liturgie gaat verder.
Bisschop en assistenten knielen neer om heiligen in de litanie aan te roepen om voorspreker te zijn bij God ten behoeve van de zielerust van de dode mens in zijn kist aan de voet van het altaar. En de mensen in de banken knielen eveneens neer en bidden mee — de familieleden aan de ene zijde van het middenpad, de publieke personen aan de andere zijde. En zo ook de anderen verderop in de kerk.
Een beeld van saamhorigheid dat zich herhaalt bij het genodigd zijn aan de tafel des Heren, het communiceren.

Zo communiceert in andere zin de gehele liturgie als Gesamtkunstwerk — onverwoestbaar en blijvend. Ja, een vorm van theater maar van heilig theater, heilig spel, waarin Italië meester is en dat het altijd wint van profaan theater, opera en anderszins.

Antoine Bodar
Rector van de Friezenkerk in Rome