I
Voor de derde werelddag van aandacht voor oude mensen knoopt paus Franciscus dit jaar op 23 VII aan bij de jonge vrouw Maria en haar oude nicht Elisabeth. Wanneer de engel Gabriel Maria aankondigt dat zij wordt overschaduwd door de Heilige Geest en de Zoon van de Allerhoogste zal baren, hoort zij tevens dat Elisabeth, ofschoon onvruchtbaar en oud, toch alsnog in de zesde maand is van haar zwangerschap van Joannes (cf. Lc 1,30-32.36).
De jonge vrouw reist naar de oude vrouw om haar terzijde te staan en Elisabeth erkent terstond de gezegende staat van Maria, ‘de moeder van mijn Heer’ (Lc 1,42-43). En zij op haar beurt jubelt het uit: ‘Barmhartig is Hij van geslacht tot geslacht voor hen die Hem vrezen.’ (Lc 1,50)
‘De Heilige Geest zegent en begeleidt iedere vruchtbare ontmoeting tussen verschillende generaties, tussen grootouders en kleinkinderen, tussen jonge en oude mensen’, verklaart paus Bergoglio het gekozen motto (Barmhartig is Hij van geslacht tot geslacht) en vervolgt: ‘God wenst dat jonge mensen, zoals bij Maria en Elisabeth, het hart van oude mensen verblijden en wijsheid uit hun levenservaring putten; vooral is het Zijn wil dat wij bejaarden niet alleen laten en hen niet naar de rand van de maatschappij duwen, hetgeen heden helaas te vaak het geval is.’

‘Geplant in het huis van God en opgegroeid in Zijn voorhof, blijven rechtvaardigen zelfs in hun ouderdom welig en sappig en groen’, weet de Psalmist (92,14-15). Of dat werkelijk zo is, kunnen bejaarden beter afwachten: ‘Welig’ zou nog kunnen, maar ‘sappig en groen’ behoort de jeugd, tenzij bij bevoorrechte ouden maar dan in alleen geestelijke zin.

Jongeren moeten het als hun taak zien in de ontmoeting met ouderen zich te leren herinneren deel uit te maken van een meer omvattende geschiedenis dan de eigen generatie. De belangrijkste gebeurtenissen en de mooiste dromen realiseren zich niet in een ogenblik maar in groeien en rijpen gaandeweg, in een dialoog, in een betrekking. Aldus de onderrichting van de paus. Gods liefdesproject omspant verleden, heden en toekomst en verbindt de generaties onderling.
In de omarming tussen Maria en Elisabeth, tussen jong en oud, dringt Gods barmhartigheid vreugdevol en zachtmoedig binnen in de menselijke geschiedenis.  Franciscus nodigt ons uit grootouders en oude mensen in het algemeen in ons leven te betrekken. Laat hen niet alleen; want hun aanwezigheid in families en gemeenschappen is waardevol. Zij maken ons bewust dat wij hetzelfde erfgoed en dus dezelfde wortels delen. Het heden overleveren zij het verleden om de toekomst gestalte te geven. Laten we allen vooruitkijken en ons door Gods genade laten vormen die ons van generatie tot generatie bevrijdt uit stilstand en treurnis om wat voorbij is.

II
De pauselijke boodschap aan jongeren om ouderen niet te vergeten en niet buiten te sluiten spreekt voor zich. En ouderen kunnen mee-vooruitkijken met jongeren, hoewel voor hen zelf daar weinig in het verschiet ligt. Omkijken nodigt meer uit en daar valt genoeg zich te herinneren en her te beleven. ‘Leer ons de vluchtigheid zien van ons leven, laat die wijsheid doordringen tot ons hart’, bidt de Psalmist (90,12-13.10), ‘zeventig jaar kan ons leven tellen, tachtig misschien, als wij krachtig zijn; het meeste daarvan is kommer en leed; ze ijlen voorbij en wij met hen’.
De jeugd behoort de toekomst, de ouderdom het verleden. Dat is ware wijsheid. En dat is behalve natuurlijk en passend tevens gunnend en gelukkig.
Is de strijd gestreden, dan wacht de mijmering in verwachting van De Aanzegging (in de regels van Ida Gerhardt):
‘Wees niet bevreesd wanneer de knokkel op/ de deur, de kort herhaalde klop/ van wie tot wachten nimmer was gezind,/ er is. Schuif weg de grendelbout/ en zorg dat gij uw gast rechtop begroet/ en, als hij zegt wat hij u zeggen moet,/ dat gij hem niet één woord ten kwade houdt./ Hij kwam dat gij u voorbereiden zoudt.’

Omzien in verwondering, in verbijstering, in gelukzaligheid, in weemoed. Ook dat is deel van leven dat weldra gaat en plaats maakt. Bij het vallen van de levensavond in het aanzien van de dood, juist dan wordt de levensboog nog eens gespannen tot aan de kinderjaren. Moeiteloos keren mensen en gebeurtenissen terug in herbeleving en daarmee schaamte, vreugde en smart. Het gaat niet om tevredenheid, alleen om vrede. ‘Het zij zo’, klinkt de berusting, de gelatenheid — in berouw en in dank, in vermorste en gebruikte tijd, in hardheid en mildheid.

Jonge mensen en oude mensen kennen de onoverbrugbaarheid van de onderscheiden generatie — de jongen verwachten hun toekomst, de ouden hun voltooiing — maar in de regel, althans zo komt het mij voor, verbinden toch deze beide meer met elkaar dan die met de middelbaren, de generatie van heersers en machtigen. Jongen behoeven aanmoediging en zelfvertrouwen waartoe ouden in terugzien kunnen helpen in hun otium (vrijheid), terwijl middelbaren in hun negotium (bezigheid) daarvoor minder aandacht kunnen hebben. Daarbij voegt zich nog iets anders. Zou het zich bij elkaar geborgen voelen niet veelal een generatie overslaan? Kleinkinderen bij grootouders, het leven nog verwachtend en van het leven afscheid nemend? Uitersten die elkaar raken, de generatie van investeren en aanschaffen tegenover de generatie van los laten en afschaffen.

‘Alles heeft zijn uur, alle dingen onder de hemel hun tijd. Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven.’ Levenswijsheid van Prediker (3,1-2.4):
‘Een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, een tijd om te rouwen en een tijd om te dansen.’

Antoine Bodar
Rector van de Friezenkerk