ADVENT

Met het nieuw kerkelijke jaar verandert de liturgische kleur van groen naar paars om de periode van inkeer aan te geven en we wenden de blik om. De gewone tijd wordt ‘sterke’ tijd. En de blik gaat omhoog als teken van verlangen, van uitzien naar Zijn komst:
‘Naar U gaat mijn verlangen, Heer. U bent mijn God; op U vertrouw ik, beschaam mij niet, laat mijn vijand niet over mij juichen’, bidden we met de Psalmist (25,1-2). Schenkt Gij ons de wil Uw naderende Gezalfde, met werken van gerechtigheid tegemoet te treden (cf. oratio Adventus I). ‘Al wie naar U uitziet, Heer, zal niet worden teleurgesteld. Heer, wijs mij Uw wegen en leer mij Uw paden kennen.’ (Ps 25,3.4) ‘Doe ons, Heer, Uw genade aanschouwen, laat komen Uw heil over ons.’ (Ps 85,8) Zo de beden in de Eucharistie van deze eerste Adventszondag.

Als Jesus spreekt over de mensen in de ‘dagen van Noach’, dan klinkt het voor iedereen als de meest ellendige tijd ooit. In die tijd golden rechtvaardigheid en barmhartigheid bijna nergens meer ter wereld. Alleen Noach deed niet mee en bereidde zich tijdig voor op de zondvloed. Noach is de belichaming van de mens die liever het risico loopt door alle anderen te worden uitgelachen dan de tijd te missen om zich voor te bereiden op Gods redding. Jesus spreekt radicaal over het einde der tijden. De basishouding van bereidheid is die van een mens die zich met al zijn zintuigen openstelt voor de werkelijkheid die zijn eigen werkelijkheid te boven gaat: de werkelijkheid van de ander die hij liefheeft; de werkelijkheid van de schepping, die geen beschikbare massa is voor onze wensen, maar een geschenk van de schepping; in alles de werkelijkheid van God, die zijn schepping tegemoet treedt.

We staan aan het begin van de Advent en horen in het Evangelie de woorden van Jesus uit zijn laatste dagen op aarde. De blik op het einde maakt ons klaar om ons te bekeren, om ons leven opnieuw in te richten. De Advent is een uitnodiging ons opnieuw te oefenen in aandacht voor Hem. Dat is wat bidden altijd zou moeten zijn: vanuit het diepst van ons hart aandachtig zijn voor Gods aanwezigheid.
Uitzien naar Hem, Hem verwachten in waakzaamheid. Dat is onze opgave. ‘Weest dus waakzaam; want gij weet niet op welk uur uw Heer komt.’ (Mt 24,42) ‘Weest dus waakzaam; want ge kent dag noch uur.’ (Mt 25,13) Waaraan valt dan allemaal te denken niet alleen met betrekking tot het heilsgebeuren maar ook in het dagelijkse bestaan? Wie verantwoordelijk leeft (en dat is ons aller taak) past geen slaapzucht maar wakkerheid. Eenieder behoort rekening te houden met onzekere omstandigheden die zich ten nadele kunnen voordoen — verlies van positie, overkomen ziekte, ten deel gevallen ongeluk, plotselinge dood. Maakt u dus daartegen zeker en verzekert u, is de boodschap.
Wij weten niet, wanneer de dood ons bezoekt. Leeft daarom zo, dat we altijd gereed zijn te sterven. Leeft zo, dat elke dag uw laatste dag zou kunnen zijn. Leeft met de dood, zo blijft u waakzaam. En dan nog dit: Het leven is eindig.

De dood is onvermijdelijk, niet te ontkomen, niet te ontkennen. De dood is absoluut en daarmee derhalve het leven betrekkelijk, zelfs hoogst betrekkelijk. Maar waakzaamheid in kringen van christenen en andere gelovigen die geloven in de eeuwige God? Wat voegt ons wakker zijn toe aan dat van medemensen in geseculariseerd leven? Het is onze diepste opdracht Gods wil te zoeken en te doen, hetwelk hetzelfde is als met Hem te leven elke dag en elke nacht, elk uur en elke minuut.
De Advent is blijmoedig de wederkomst des Heren verbeiden op het einde der tijden, Zijn komst van toen in de Kerstnacht ons dankbaar in gedachten terugbrengen en met Jesus de Christus steeds te leven als kern van ons christelijke leven. Jezus maant ons in liefde te waken en niet bang te zijn voor zijn komst. Het liturgische jaar dat vandaag begint, kenmerkt ons leven met verantwoordelijkheid, maar ook met de vreugdevolle verwachting, die ons voorbereidt op Kerstmis.

In deze wereld en buiten deze wereld gaat het om de grote ontmoeting. Daarin worden we boven onszelf uitgetild. De stap van liefde voor onszelf naar liefde voor anderen kunnen we hier al zetten.

Daarvoor is God in deze wereld gekomen en blijft Hij onder ons.

Antoine Bodar, rector Friezenkerk Rome