I
Op 11 oktober zestig jaar geleden heeft paus Joannes XXIII het Tweede Vaticaans Concilie geopend. Om dat te gedenken celebreerde in de middag paus Franciscus een pontificale Hoogmis in de Petrus-basiliek, toentertijd concilie-vergaderhal, met tal van kardinalen, bisschoppen, priesters en vertegenwoordigers van christenen buiten de Moederkerk — precies zoals toen, alleen minder in getal en met een minder lange processie.
Voor het eerst in de geschiedenis een concilie, bijeengeroepen om over de Kerk zelf na te denken over eigen wezen en zending. Zo paus Bergoglio in zijn preek. Maar gaan wij in de Kerk werkelijk van God uit of veeleer van onszelf? Noch het progressivisme, dat zich aanpast aan de wereld, noch het traditionalisme, dat om een verloren wereld treurt, getuigt van liefde maar van ontrouw. Bij beide -ismen gaat het om zichzelf. Het concilie herinnert ons eraan, aldus Franciscus verder, dat de Kerk naar het beeld van de Drievuldigheid gemeenschap is — volk Gods, lichaam van Christus, levende tempel van de Heilige Geest. De Duivel evenwel probeert het onkruid van de splijting te zaaien. Hoe vaak wil men liever aanhanger van de eigen groepering zijn dan dienaar van allen — progressieven en conservatieven in plaats van broeders en zusters? Laten we de polariseringen overwinnen en de gemeenschap bewaren.
De Heer bevrijde ons van de aanmatiging van zelfgenoegzaamheid en de mentaliteit van wereldlijke critisering. Heer, bevrijd ons van de duivelse sluwheid die polariseringen zijn.

Wijze waarschuwingen. Enerzijds ligt een dergelijke bede om naar eenheid te streven in de lijn van verwachting, anderzijds brengt die bij mij mate van verbazing teweeg. Zou de huidige paus na bijna tien jaar pontificaat bij de voorbereiding van zijn jubileum-preek zichzelf ook hebben onderzocht met betrekking tot eventueel deelnemen aan polarisering? Een te stellen vraag.
Na de euforie over het concilie (1962-1965) ging het in de eerste jaren nadien minder over de concilie-documenten maar meer over de geest van de Kerkvergadering. En aangezien zo’n geest op velerlei wijze kan worden opgevat, bleef de verwarring niet uit. In Nederland volgde spontaan een tweede beeldenstorm in de mentaliteit van zichzelf weggooien. Het Pastoraal Concilie in Noordwijkerhout (1966-1970) luidde het verval van de katholieke Kerk verder in. Juist nu verdient de ontwikkeling van die jaren in Nederland de aandacht in het licht van de Synodale Weg die momenteel in Duitsland wordt bewandeld in vergelijkbare polariseringen. Over de Nederlandse omstandigheid nadenken zou leren van de geschiedenis in Duitsland kunnen heten.
Het pontificaat van Joannes Paulus II (1978-2005) met in het verlengde daarvan dat van Benedictus XVI (2005-2013) zorgde voor herstructurering van de Kerk. De rust keerde terug en de duidelijkheid omtrent de bedoeling van het Tweede Vaticaans Concilie begon terrein te winnen, ofschoon de receptie daarvan nog steeds gaande is. Doorgedrongen is klaarblijkelijk wel dat het ene concilie nooit een breuk kan zijn met vorige concilies. Elke Kerkvergadering zet in voortgang op eerdere concilies eigen accenten in continuïteit, zoals elk pontificaat eigen profileringen kent — ook in continuïteit met eerdere.

II
Sommige concilie-documenten lijken verder gerecipieerd dan andere. Enkele dragen al vrucht en bevorderen het bij de tijd brengen van de Kerk in blijvende verbinding met de geschiedenis. In het oog springen — ook buiten de Moederkerk — de decreten over de Oosterse Kerken (OE) en over deelneming aan de Oekumenische Beweging (UR). Verder de verklaringen over de houding van de Kerk ten aanzien van de niet-christelijke godsdiensten (NA) en over de godsdienstvrijheid (DH).
Binnen de Kerk blijkt telkens de rijkdom van de dogmatische constitutie over de Kerk (LG) en de dogmatische constitutie over de goddelijke Openbaring (DV) die beide verdieping te weeg brengen.
Worden deze twee constituties terstond verbonden met de namen van de beide vorige pausen, bij de pastorale constitutie over de Kerk in de wereld van deze tijd (GS) past wellicht het meest die van de huidige paus die verregaand barmhartigheid en bestrijding van armoede tot speerpunt van beleid heeft gekozen.

Terwijl de verwerking van weer andere documenten nog gaande is, zoals die over missie van de Kerk, roeping van de leek, christelijke opvoeding, ambten in de Kerk, brengt de constitutie over de heilige liturgie (SC) — het eerste (al in 1963) door Paulus VI afgekondigd — altijd weer ontevredenheid en onrust, spanning en over en weer van leer trekken. En dat is vooral de laatste jaren weer eens het geval, waarbij paus Franciscus zelf zich niet onbetuigd laat.
Toch was het liturgie-document als eerste gepromulgeerd, omdat daarover onder de concilie-vaders spoedig overeenstemming bestond en dus beslist geen revolutie zou kunnen volgen. Aldus Joseph Ratzinger in zijn herinneringen van 1997 (Aus meinem Leben 103-106). De hervorming van de liturgie op grond van de Liturgische Beweging, door Pius X en Pius XII gesteund en bevorderd, zou eenvoudigweg voortgaan vanuit de stelling om terug te keren naar de oude Romeinse liturgie mét de actieve deelname daaraan door het volk.
De constitutie zelf (Sacrosanctum Concilium) als tekst is daarom niet de kwestie, maar de wijze waarop groepen meteen daarmee aan de slag zijn gegaan en zelfs soms de eigen interpretatie tot ideologie hebben verheven.
Is de liturgiehervorming gewijzigd, zoals de vaderen die beoogd hadden, of is in die transformatie het sacrale te zeer verdwenen? Wordt in de huidige vorm voldoende ruimte gelaten naast God temidden van ons voor God boven is? Dat is mijns inziens de gouden twistappel die niet gewonnen wordt door verboden maar door verdraagzaamheid.

(wordt vervolgd)

Antoine Bodar.